dinsdag 10 januari 2012

Analyse kindertekeningen Sophie

Analyse kindertekeningen
Groep: 1/2


Deze leerling zit absoluut nog in het krabblestadium. De leerling is niet bezig om echt iets te maken. Hij vindt uit wat er gebeurt als hij met zijn potlood over het papier gaat. De leerling is niet bezig met het concreet tekenen van een onderwerp.





Deze leerling zit in het schematische stadium. Zij tekende een poppetje met een vierkant lijf, grote ogen, mond en benen. Het is nog heel voorzichtig getekend, maar zij tekende wel dingen die belangrijk voor haar waren. En ze wist hoe ze dat goed kon weergeven in de tekening.





Deze leerling zit ook nog in het schematische stadium. Zij tekent een huis zoals de meeste leerlingen, een vierkant/rechthoek met daarop een driehoek. In het huis een deurtje en ramen. De auto is bijna net zo groot als het huis en het stuur is omgeklapt, anders kon zij dit niet tekenen.




Menstekening Awoiska


-------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Lesvoorbereiding vervolgles van Maaike

Lesvoorbereiding

Naam
Maaike Pool
Groep
2h
ICO
(Stagebegeleider)
Niesje van mourik
Praktijkschool
Willem Alexander school
Groep
4
Mentor
Ellen Ammerlaan
Activiteit
Tekenen portret
Datum


Leerpunten student
1.      Benoemen van het gewenste gedrag.
2.      Tijdens mijn les hou ik de tijd goed in de gaten en stop op tijd.
3.       
Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
De kinderen tekenen elke dag in hun tekenschrift. Op het rooster staat dat de kinderen 1 keer in de week tekenen hebben. Wat ik gezien heb is dat veel kinderen nog in de schemaperiode zitten. Het poppetje bestaat uit een hoofd met lijf. De armen en benen zijn in een enkele lijn getekend of  in een dubbele lijn.  Een aantal kinderen is al iets verder en tekenen een compleet poppetje en een silhouetfiguur. Er zitten weinig details in het gezicht.
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben? Formuleer je doelen SMART.
De kinderen kunnen de begrippen eivormig en rond.
De kinderen weten de verhoudingen in het gezicht.

Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.

Werkwijze en middelen (hoe en waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
Hoe wordt de leertijd gebruikt:
  leerkrachtgestuurd F
F leerlinggestuurd 

Ik geef een tekenles over portretten.

De kinderen teken hun portret met potlood.


Digibord, een filmpje over portret tekenen.
Spiegel, hoe zijn de verhoudingen in het gezicht.

Spiegel, kijken naar jezelf.
Potlood, je tekent je portret met potlood.
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?
Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
Digibord aanzetten, tekenblaadjes, spiegels


De kinderen tekenen aan hun eigen tafel. Ik loop rond in de klas en bekijk het werk van de kinderen.


Kinderen ruimen hun tafel op en gaan op hun eigen plaats zitten.
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
Na afloop
Zorg een rustige overgang naar de volgende les. Wie ruimt wat op? Waar moeten leerlingen gaan zitten?
Lesopbouw
(wat ga je precies doen)

Keuze lesmodel
x
Didactische Analyse

Activerende Directe Instructie

Ander model, namelijk:


benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel
Aanvullende vakdidactische eisen
·          
DA
ADI
1 Inleiding

2 Kern

3 Afsluiting
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide inoefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie

continu: REFLECTIE

lesfase
tijd
activiteit
Inleiding




Kern




Afsluiting
15 min




    30 min




5 min
Klassikale uitleg:
Beginnen met het filmpje over portretten. We bespreken wat we gezien en gehoord hebben in het filmpje. Ik pak een spiegel en bekijk mijn gezicht, hoe zijn de verhoudingen? Wat voor hoofd vorm heb ik, op welke hoogte zitten me oren enz.

Zelfstandig verwerken:
De kinderen hebben allemaal een spiegel en bekijken zichzelf. Ze gaan zichzelf tekenen (alleen hun gezicht). Ze gaan tekenen met potlood en daarna pas inkleuren met kleurpotlood.

Opruimen:
We laten aan elkaars onze portretten zien.
Samen met de kinderen evalueer ik de les en stel ik de volgende vragen; Wat vond je goed gaan in de les? En wat vond je minder goed gaan in de les?


Analyse kindertekeningen Maaike

Analyse tekeningen van de praktijk
Groep: 4



Deze leerling kan al heel goed tekenen.
Zij tekent details in het figuur zoals een nek en oren.
Ik zou deze leerling nog willen leren; handen, voeten
en goede verhoudingen in het gezicht.







Deze leerling zit in de fase; de complete mensfiguur/silhouet figuur.
Hij tekent de armen en het lijf in een onderbroken lijn door.
Hij tekent ook symmetrisch.
Ik zou deze leerling leren; handen, voeten en goede verhoudingen in het gezicht. In het gezicht zie ik nog weinig details.




Deze leerling kan al heel goed tekenen.
Er zijn al veel details te zien zoals een nek, oren,
handen en een neus. Toch zit dit kind nog in de
silhouet fasen. Ik zou deze leerling nog willen leren;
goede verhoudingen in het gezicht en lichaam.







Deze leerling zit nog in de kopvoeter met lijfaanduiding/
draadfiguur fasen.
Er zijn nog weinig details te zien.
Bij deze leerling zou ik eerst de verhoudingen van het
lichaam bespreken en oefenen.





Ik vind veel tekeningen al goed voor het niveau van groep 4.
Ik zie alleen dat de verhoudingen in het gezicht en lichaam nog niet helemaal kloppen.
Hier ligt dus de uitdaging om mee aan de slag te gaan.

vrijdag 6 januari 2012

Lesvoorbereiding vervolgles van Marjolein

Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
De meeste leerlingen zitten in de fase: schematisch. Veel leerlingen tekenen stijve figuurtjes. Ook de verhoudingen van de figuren kloppen niet. De omgeving wordt vaak getekend op de grondlijn of een zelfgetekende grondlijn en er wordt veel gebruik gemaakt van stereotypen (zoals huisjes).
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben?
Formuleer doelen die concreet, meetbaar, zichtbaar, haalbaar zijn.
De leerlingen leren hoe je de verhoudingen van een mensfiguur tekent, hier oefenen ze tijdens deze les mee.
De leerlingen leren om perspectief te gebruiken in de omgeving van hun tekening.

Het werk van de kinderen moet voldoen aan:
-een omgeving met daarin perspectief (voorgrond en achtergrond)
-mensfiguur met kloppende verhoudingen en beweging in het lichaam.
Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
De doelen zijn behaald wanneer de leerlingen tijdens het evalueren van de les weten hoe ze een mensfiguur moeten tekenen en hoe ze de omgeving meer perspectief kunnen geven. Als dit deze les niet meteen lukt geeft dat niet, als de leerlingen er maar kennis van hebben opgedaan die ze later kunnen toepassen.



Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
Hoe wordt de leertijd gebruikt:
leerkrachtgestuurd F leerlinggestuurd

Ik geef instructie, begeleid en stuur waar dat nodig is.


Maken de tekening


Filmpje, foto’s en ander beeldend materiaal. Tekening mensfiguur op het bord.


Zie instructie.
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
Tekenpapier en potloden.



Tijdens de presentaties moet het lokaal netjes zijn, dus daarvoor ruimen de leerlingen hun eigen materiaal op.



Leerlingen ruimen zelf hun materiaal op.
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
Na afloop
Bereid een rustige lesovergang voor. Wie ruimt wat op? Waar en hoe moeten leerlingen gaan zitten?
Keuze lesmodel

Didactische Analyse

Activerende Directe Instructie

Ander model, namelijk:


benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel
Aanvullende vakdidactische eisen
Betekenis geven - De leerling wordt uitgedaagd om betekenis te geven aan het werk.
De leerkracht zorgt voor betekenisvolle context.
Vaardigheden - aanleren van technieken door doordoen, nadoen, demonstratie. Aanleren van diverse technieken met verschillende materialen en gereedschappen.
Vormgeven - Mogelijkheden tonen en bespreken om tot verbeelden te komen
DA
ADI
1 Inleiding

2 Kern

3 Afsluiting
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide oefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie

continu: REFLECTIE
lesfase
tijd
activiteit
Oriëntatie
























Uitvoering










Nabeschouwing













Evaluatie
10 min.























30 min.









20 min.












??
Introduceren:
Ik laat deze les aansluiten bij het vak aardrijkskunde waarbij het nu gaat over de stad en het platteland. Ik haal hierover kort wat kennis op samen met de leerlingen. Door vakoverstijgend te werken heeft de les betekenis voor de leerlingen.

Informeren:
Filmpje laten zien over het onderwerp waar de tekening over moet gaan vandaag. Leerlingen mogen kiezen, stad of platteland.

Instrueren:
Ik leg uit wat de bedoeling is van de les.
De leerlingen leren hoe je de verhoudingen van een mensfiguur tekent, hier oefenen ze tijdens deze les mee.
De leerlingen leren om perspectief te gebruiken in de omgeving van hun tekening.

Het werk van de kinderen moet voldoen aan:
-een omgeving met daarin perspectief (voorgrond en achtergrond)
-mensfiguur met kloppende verhoudingen en beweging in het lichaam.

Ik bespreek met de leerlingen de doelen en waaraan de tekening moet gaan voldoen. Tijdens de introductie teken ik samen met de leerlingen stap voor stap een mensfiguur (ik op het bord, leerlingen op papier).
Ook leg ik uit hoe de leerlingen diepte kunnen creëren (door achtergrond klein te tekenen en voorgrond groot). Hierbij laat ik foto’s zien als voorbeeld.

Observeren:
Ik kijk ongeveer 5 minuten naar de leerlingen. Ik let goed op, zodat ik weet waar ik de leerlingen straks moet bijsturen.

Begeleiden:
Ik loop rond en help leerlingen verder en geef tips waar dat nodig is.

Afronden:
Ik sluit de les af, zodat we kunnen gaan nabespreken.


Nabespreken:
Ik geef de doelen mee van deze les aan de leerlingen. Samen met hun maatje gaan ze naar elkaars tekeningen kijken aan de hand van de doelen

Beoordelen:
Ik kies wat tekeningen uit waarover ik voor de klas wat ga vertellen. Ik laat ook de kinderen hun mening geven. Ik benadruk hierbij het respect voor elkaars werk.

Presenteren:
De leerlingen mogen hun werk presenteren aan een andere klas. Hiervoor krijgen ze te tijd om het voor te bereiden. Hierdoor leren ze dat beeldend werken een communicatief doel heeft.

Evalueren: Terugblikken op het proces. Zijn de doelen behaald?

Reflecteren: op ontwikkeling van de kinderen, is er nog een les nodig om meer te oefenen?